De bossen van de Veluwe
verkennen
Daar het enigszins droog
begon te worden en we allen verzameld waren bij het armoeiige entreegebouw aan
de rand van het bos, begon de negentien kilometer lange tocht. Na een korte
kennismaking zei een vrouw in blauw-witte jas dat ze mij kende van een eerder
gelopen wandeling. Ik keek haar eerst vreemd aan en twee tellen later kwam een
herinnering in mijn op over de eerder gelopen tocht ergens in ons kikkerlandje.
Ik durfde hier niks over te vertellen uit verlegenheid, dus dwaalde mijn blik
af van de vrouw naar de lucht in de verte die duidelijk helderblauw begon te
worden. Met dat gegeven liepen we niet al te wild langs de schuinliggende
busperrons naar de wandelbrug, die gelijk lag met de treinperrons en die over
een autotunnel liep. Toen we over de wandelbrug liepen kon je het van staal
opgetrokken hek zien dat het station scheidde van de wandelbrug. We liepen met
opgetogenheid naar de bosrand met links een oude villa die gemakkelijk Villa
Kakelbont genoemd mag worden. Niet dat Pipi Langkous en haar aapje er
inwoonden, want het omliggende terrein naast de villa was erg verwaarloosd. De
witte koepel verderop stond er eenzaam bij en kan het best worden omschreven
als een eskimohut van staal. Met goede moed ging het alsmaar "rechtdoor"
wat ook het woord van de dag ging worden.
Als je een lange rechte
weg hebt kom je vaak een kruispunt of T-splitsing tegen, waarvan je de zijwegen
of volgt of negeert. Aangezien "rechtdoor" het woord van de dag was
volgde onze voorman het op. Wanneer je dan toch onverhoopt dood loopt kun je of
terug gaan of de linker- of rechterzijweg nemen.
Maar voor ieder in onze
groep was er geen keus te maken, want het bospad liep vanzelf met een schuine
bocht naar rechts en ging naadloos linksaf een asfaltweg op onder de snelweg
door. Bij het bovenkomen uit de tunnel viel het mij op dat de lucht er
donkergrijs uit begon te zien wat hopelijk geen regen betekende. Het stemde
mijn humeur niet meteen treurig, want de voorman ging plots toch het leuke
bospaadje in waarvoor hij eerst een verkeerd zandpad in was gelopen. Hij was
ondertussen het woord van de dag vergeten. Om de woonwijk heen zei hij bij
betreding van het bospaadje en we geloofden het allemaal, want een voorman
spreek je niet zomaar tegen. Dat links of rechts afslaan verwarrend kan zijn
blijkt als de rest van de groep je op het rechte pad probeert te houden, zodat
je het idee krijgt dat je beter het woord "rechtdoor" kan gebruiken. Maar
ja, een groep bestaat uit meerdere mensen en daar kun je alsnog op terugvallen
als je het niet met de beslissing eens bent. Als er maar geen ruzie uitbreekt
en je er op een eerlijke manier uit kan komen.
De voorman bleek een
rustige, kale en lange man, minstens een meter negentig, met droge humor op
zijn tijd.
Ik was druk in de weer met
mijn mond en al wandelend vooruitpratend tegen een vrouw die er minstens tien
jaar ouder uitzag als ik. Eerder had ze uit medelijden mijn dikke veters strak
gestrikt, want de veters waren los gegaan. Ik vertelde haar een klein
verhaaltje dat zij nog niet had vernomen en dat ging over de nieuwe wet die het
Nederlandse Kabinet in zou voren in het komende jaar. Ze was blij verrast toen
bleek dat ze ook wat van haar situatie kwijt kon. De zorg voor zichzelf bleek
moeilijker dan gedacht zeker als je het had over de zorgverzekering, want de
vergoedingen bleken in de praktijk niet helemaal betaald te worden. Terwijl ze
haar verhaal deed ging mijn mond meerder keren dicht, zodat ik de verse
boslucht kon opsnuiven via mijn neusgaten, om daarmee een nieuwe zin te
verzinnen in mij alsmaar denkende brein. Ik had moeite met nadenken en moest een
flinke teug boslucht opsnuiven om daadwerkelijk iets te kunnen uitspreken, en
dan nog stokte ik na twee zinnen.
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Eerst rechtsaf de
asfaltweg volgend en aan je rechterhand lag de oude villa, die in het minst
leek op de eerder geziene villa niet ver van de wandelbrug. Als pleisterplaats
had de villa bij binnenkomt gerust "knus en gezellig" genoemd mogen
worden. Die drie woorden werden nog duidelijker toen we de halfdonkere
huiskamers doorliepen naar de overdekte veranda met twee ronde tafels
gescheiden door schuin opgestelde stoelen erlangs. De twee menukaarten lagen op
hun voorkant naar boven midden op beide tafels. Het toiletbezoek verliep snel
en ik bestelde bij terugkomst aan de tafels een chocomel met appelgebak, een
vaak genomen combinatie tijdens winterse wandeltochten, al was de cola een
tweede optie als drankje gewoon voor de zogenaamde dorst die er eigenlijk niet
was.
Terug in de buitenlucht op
de voorplaats van de villa werd de dikke veter van mijn linkerschoen grondig
herstrikt door de tien jaar ouder lijkende vrouw van wel een paar uur geleden.
Ze was natuurlijk ook een wandelaar en voegde zich duidelijk in de groep
waarvan de voorman het initiatief nam. De strik kon helaas niet in een keer
gelegd worden, wat misschien betekende dat ze nog nooit bij de padvinderij was
geweest, maar bij de tweede poging ging het toch goed. Een zeurpiet was het
duidelijk niet, want ze haalde even haar schouders op en ik besloot niet terug
te mopperen want daar schoot je op dit moment niks mee op.
Na het strikgebeuren sloot
ik mij aan bij de rest van de groep, waar onze voorman het woord nam: "We
gaan weer verder richting de spoorlijn en hopen het station over twee uur te
bereiken, als jullie allemaal een beetje door kunnen lopen." We keken
allemaal tevreden naar de voor ons zanderige grindweg die in de verte overging
in een geasfalteerd fietspad, dat er uit er grijs uitzag met direct rechts een
paal met een witte fiets op het bovenstaande bord. Er was dus ook ander verkeer
te verwachten. De voorman ging verder: "Dus eerst linksaf en bij het
fietspad rechtsaf het fietspad volgen en dan alsmaar rechtdoor." Ik dacht
aan het woord van de dag en begreep uit zijn loopadvies dat hij ditmaal wat
anders van plan was. Gek genoeg kwam de spoorlijn eerder dan verwacht, met
misschien maar zes kilometer verwijderd van de spoorwegovergang waar we eerst
overheen liepen, dat nog in mijn geheugen was gebleven. Nu was er hier ook een
spoorwegovergang in zicht alleen kleiner en meer voor wandelaars en
mountainbikers die direct uit het donkere bos de spoorlijn over bonkten met hun
rupswielen. Helaas zag ik hier geen mountainbikes dus was mijn vermoeden iets
te optimistisch en sloot ik mij snel achteraan de groep, die al half over de
spoorlijn was gelopen.
Buunderkamp is behalve een
parkeerhaven langs de snelweg ook een bosgebied bij Ede. In de nacht wemelt het
van de wilde dieren als uilen en nachtvogels maar overdag van de mensen die
zich bewegen over de paden.
Er komen behalve
mountainbikers, joggers en wandelaars ook boswachters voor die je maar zelden
ziet. Dat ze niet alleen in hun kantoor werk verrichten blijkt als er eentje
opduikt net voorbij een dikke boom en met veel groene kleding en zwarte laarzen
zoals je in het leger ziet. Deze man kwam van de tweede rechter boom en leek
wat te willen zeggen, want hij liep op onze voorman af. Deze keek een beetje
vreemd op en gaf geen teken om te willen stoppen. De man bleef plots staan en
zei opeens niks meer en ging de tegenovergestelde richting op als onze groep.
Ik keek hem een beetje vreemd achterna en wist dat hij de weg wel zou weten als
boswachter. Ik moest ook nog een flink aantal kilometers afleggen over het
hoofdpad dat dadelijk langs de snelweg ging, en vervolgens langs de spoorlijn
met een geluidswal van bladeren. De boswachter was misschien op verkenning en
was een rustige kerel, die niet veel zei tijdens zijn werk behalve dan tegen
zijn gezin. Deze gedachte kwam naar boven toen ik een reden wilde verzinnen
waarom hij was weggelopen. Ik kon nu niet meer naar hem toe gaan, want de groep
zou te lang op mij moeten wachten en de treinreizigers konden dan niet op tijd
terugreizen. Ik wiste deze gedachte dus snel weg en kwam achter de laatste
wandelaar van de groep uit na vijf flinke passen.
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De bomen waren fel
verlicht door het lage zonlicht dat op deze herfstdag uitermate goed te zien
was. Ik liep achteraan de groep en keek steeds bij elke boom of ik wat kon
ontdekken wat anders was. Het zonlicht scheen hierbij ook op het groene mos en
de bruine bladeren, wat toch wel een goede kijk bood. Voorbij de vierde boom
van rechts kwam er een man in groene kledij en met een zwarte hoed op, die er
fors uitzag met zijn smalle gezicht. Laten we er van uit gaan dat er reuzen
bestaan in het bos, want daar leek deze man totaal niet op. Zijn kleine
gestalte en dikke buik hadden meer weg van een kabouter. Hij bleef even staan
naast de boom en keek naar de groep wandelaars die verspreid over de boslaan
liepen. Met een zekere discipline kwam hij naar mij toegelopen, waarbij zijn
zwarte hoed strak op zijn hoofd bleef zitten. Ik groette hem kort met een
goedemiddag meneer zoals ik bijna altijd deed bij mannen. De boswachter gaf
geen beweging met zijn mond wat te zeggen, maar keek mij onverschillig aan en
liep rustig op mij af. Plots bleef hij een paar meter voor mij staan en wees op
mijn wandelschoenen. Ik haalde mijn wenkbrauwen even op aan en keek hem vragend
aan. Doordat de zon overal aanwezig was en het geluid van het verkeer op de
snelweg heel ver weg hoorbaar was, was de stilte niet van belang. De wandelaars
waren al een stukje verder gewandeld, op weg naar de eindbestemming.
De boswachter naam het
woord: "Hoe maak jij je veters vast?" "Ik laat het door anderen
doen en deze keer heb ik het door een mede wandelaar laten doen"
beantwoordde ik de vraag en ik wees richting de vrouw met knalrode jas, die
langzaam van de groep was teruggelopen naar ons tweeën. "Ik kan het nog
beter doen als haar, gewoon met mijn padvinderskunde" zei de boswachter en
maakte met zijn handen een gebaar dat op veter strikken leek. Ik twijfelde of
ik deze man, in het groen gekleed en klein gestalte, wel zou vertrouwen en gaf
aan dat de vrouw wat dichterbij moest komen staan. "Geloof jij dat deze
man beter kan strikken dan jij?"vroeg ik de vrouw, die ondertussen een
paar meter van mij was verwijderd. De vrouw zei "ja ik heb het zelf al
goed gedaan, dus waarom hij denkt dat hij het beter kan is mij een
raadsel." De boswachter keek boos naar ons tweeën en was duidelijk niet op
zijn gemak. "Deze veters zijn zo sterk, dat vraagt toch om perfectie bij
het strikken." "Nee" antwoordde ik "het is al gebeurd dus
ik zou maar verder wandelen, gewoon je werk doen." Nu werd de boswachter
erg driftig en stond hij op het punt luidkeels iets te schreeuwen alsof iemand
hem kon helpen bij dit conflict. Hij wenkte met zijn wijsvinger richting de
vrouw om bij hem te komen, maar de vrouw weigerde resoluut, door te blijven
staan. Ze wenkte mij met haar hoofd richting de andere wandelaars naar de groep
te gaan want anders zouden we nog de trein missen, als hij tenminste niet
verlaat was. Mijn humeur verlangde eerder naar een goede treinrit richting
huis dan in dit bos een conflict oplossen. Ik besloot de eerste mogelijkheid en
kwam in beweging om de vrouw te volgen die al een been vooruit had gezet op de
boslaan. In minder dan een minuut was de boswachter naast mij komen staan en
had mijn linkerarm vast in zijn dikke stevige hand. In mijn oor hoorde ik zijn
stem: "Als jij weggaat, zal ik je nooit meer kunnen helpen, want dan kies
je voor de vrouw." De boswachter liet na deze zin mijn arm los en maakte
rechtsomkeert zwaar stampend met zijn enorme laarzen, als schuurpapier
dat over een glad oppervlak beweegt. Mijn rechterbeen bewoog
van schrik nog na, en ik slikte gespannen via mijn strottenhoofd. De vrouw keurde
de weggelopen boswachter geen blik waardig en gaf met een wenk aan de achterste
wandelaars uit de groep in te halen en zo met z'n allen het station te
bereiken. Ik bedacht mij geen moment en liep met gestrekte passen de nog steeds
verlichte boslaan in de vrouw achterna die misschien nog net geen kilometer had
afgelegd. Het conflict vergetend droomde ik weg bij het zitten in de blauwe
tweede klas zetels in de dubbeldekstreinen, aan de buitenkant de bekende kleur
geel met NS logo.
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Mijn wit-blauwe tasje met
witte koorden hing strak achter op mijn rug. Een half zachte peer had ervoor
gezorgd dat erop mijn veldfles en broodtrommel sporen waren achtergebleven. De
peer had ik inmiddels weggeworpen in het Buunderkampbos wat niemand in de groep
was opgevallen. Of toch wel, dat ze er een grapje over hadden verzonnen wat ik
dan niet had gehoord. Ik dacht nog aan een keer toen er kraanwater uit de
veldfles was gelekt en het tasje blank had gezet. Het kraanwater had dan meteen
het tasje nat gemaakt, waar nu de peer met zijn resten achter was gebleven. De groene
resten van de peer waren verspreid over de bodem van de tas evenals op de
veldfles en de broodtrommel.
Wat gesprekken van
wandelaars voor mij lieten mij doorstappen waarbij de gedachte aan het bereiken
van het doelbewuste NS station een goed gevoel gaven. De voorman bevestigde dat
door te zeggen dat het niet ver meer was, want een kwartier eerder had hij
dezelfde boodschap uitgesproken. Alleen nu meende hij het echt zodat het goede
gevoel steeds meer werkelijkheid werd. Waar we langs de oude villa waren
gekomen bij aanvang van deze tocht liepen we er via de rechterzijde nogmaals
langs. In de verte waren de lichten van een lijnbus te zien, die er misschien
al een uur stond maar alleen de laatste tien minuten met chauffeur in zijn
berijderstoel rechts voorin achter het glazen ruiten. In ieder geval was het NS
station nu niet ver meer en tussen de vele eikenbomen te zien.